Halverwege april overleed Hessel Miedema, schrijver, dichter, kunsthistoricus en in het verleden conservator van Keramiekmuseum Princessehof. Miedema is de ‘vader’ van de naoorlogse poëzie in Friesland. Een gedicht als ‘stadich brekke de foarmen út ’e skyl’ (langzaam breken de vormen uit de schil) vormt een hoogtepunt in de Friese literatuur.
In 1964 zette hij echter radicaal een punt achter zijn schrijfcarrière in het Fries. Hij verhuisde naar Amsterdam waar hij als wetenschappelijk medewerker aan de Universiteit van Amsterdam promoveerde op het werk van de 16e-eeuwse schrijver en schilder Carel van Mander. Aan Friesland had hij geen boodschap meer. Volgens hem was de Friese literatuur een regionale en provincialistische aangelegenheid.
Over het Fries als taal zei hij, dat ‘het Fries meer een dialect is dan een taal.’ Het werd hem niet in dank afgenomen. De dialectisering van het Fries is ondertussen een meer dan actueel thema. Miedema sloot zijn laatste, in het Nederlands geschreven brief met het verzoek: ‘Noem mij niet meer.’ Het zou echter een goede zaak zijn de dichter, die tijdens zijn leven zeker de Gysbert Japicxpriis zou hebben verdiend, alsnog te eren met een bundel opstellen en essays over zijn kleine, maar belangrijke en invloedrijke oeuvre. Eeltsje Hettinga, Dichter van Friesland, schreef de I.M.-gedicht ‘It fertrek‘.