Er liep een bos op het station rond
waar ik drempels in kon begraven
de stad een vriendelijke zachtheid
in een geur van zwartebessenblad.
Er zat een bos bij de bibliotheek
waar boekjeslezers in wegdromen over
prinsesjes die stammen knuffelen
gedachtes fluiten tussen takken
voelen hoe sommige meebewegen.
Daar zwerft hij met korte pootjes
statig door de binnenstad
op zoek naar paradijselijke liedjes
onverwacht de hoek om.
Klavers op strijkhoogte wuiven
een deken van groentinten laat mij
verdwijnen in het gefilterde zonlicht
nieuwe stekjes stad ontdekken
diepgewortelde verlangens leren kennen.
Kalm verend bladergroen
vangt verblijde wilde vogels
op klanken van het hart
aan het eind gelijk als alles
weer uiteen maar vrij en traag
in vaste grond de hoogte in.
Vertaling: Tsjerk Veenstra