Voor Theunis Piersma
Vannacht zag ik het verdronken Wad
Onrust besprong de dorpen.
Onderwaterklokken klonken op
in de toppen van de bomen.
Het water stond señor De Robles
aan de lippen. Dijken vielen,
gescheurd als vliezen. Een land
verdween in klimmende zeeën.
Eilanden op drift schommelden
dronken Holwert voorbij, steeds
dieper de ondergelopen oorden in.
Vannacht zag ik het verdronken Wad.
En door zolders en torens dreven,
ontworteld als bomen, de doden
hoog op de golven, donker en
zwart als de oersoep van de wereld.
Het is eenentwintighonderd-
eenentwintig. Bij het tabernakel
van tijd en tij tovert iemand
zichzelf terug naar een lange,
hete zomer met eilanden, verheven
boven zandplaten waar zwermen
vogels Afrika, Afrika krijsen.
Vannacht zag ik het verdronken Wad.
Vertaling: Elske Schotanus