Wat wordt het morgen?

De chauffeur begrijpt haar wel. De kerstfilms zitten er
vol mee, zijn bussen net zo goed – mensen die het liefst
de feestdagen voorbij rijden.

Zij kan het niet verdragen. Bloednerveus wordt ze
ervan – het mooi weer spelen, het wegen van de
woorden om de zaak feestelijk te houden, om oud zeer
in de kast te laten.

Haar broer is wilder. Hij zegt, het kan me geen zak
schelen. Hij gooit deuren dicht alsof ze nooit weer open
hoeven. Hij roept dingen als: idioot, doordrammer,
warmdoucher.

En net zo makkelijk: Ik hoef je nooit meer te zien.

Maar weet hij wat het kost? Hij sluit tijdvakken af,
gooit jaren weg. Pas later zal hij begrijpen: met wie ga
ik erover spreken die het heeft meegemaakt?

Op een middag fietste hij linea recta weg uit zijn
vriendengroep. Hij verloor ze allemaal, omdat hij met één
ervan niet door een bruiloftsdeur kon.

Ze wil hem toeroepen: ‘Wil je gelijk hebben? Of mag
een ander ook iets zeggen?’ En dan zachter: ‘Willen we
onszelf horen praten? Of zoeken we naar een oplossing?’

Zij is anders.

Ze wil dat het weer goed komt. Maar haar lijmwerk
heeft de brokken nog groter gemaakt. Soms vraagt ze
zich af: doen de redenen er wel toe?

Ze zou de chauffeur willen vragen: Trap het gaspedaal
in, rijd de komende dagen voorbij. Maak van deze
Qliner een Euroliner.

Maar als ze in de spiegel de ogen van de chauffeur
zoekt, hoort ze zijn antwoord al. Als we dagen over
gaan slaan, zegt hij, waar belanden we dan?

De kerstfilms zitten er vol mee – mensen als zij, al staat
in de scripts de goede afloop al vast. De heren en
dames moeten alleen nog even het juiste pad vinden.

Zij kan alleen maar denken: Wat wordt het morgen?

 

 

Vertaling: Nyk de Vries